
Ik schrijf en schrap. Begin opnieuw en leg weg. Die goede beginzin, ik had hem bijna. Maar hij is me ontglipt. Ergens moet hij nog rondhangen in mijn hoofd, maar waar? Niet aan denken houd ik me voor. Ik dwing mezelf te geloven dat die briljante zin vanzelf weer opduikt.
Ik leg mijn pen neer en ga naar buiten. De narcissen bloeien volop. De vallende bloesemblaadjes kleuren het gras roze. Het roodborstje zoekt ijverig naar spinnetjes, het lijkt zo’n onbezorgd leven. Wat was die zin nou? Mijn gedachten zijn weer in de greep van de column. Van de beginzin van die ideale column, die moet leiden tot een stuk dat gecomponeerd lijkt alsof het een melodie is. Die je meevoert, door het ritme waarin hij geschreven is. Eén die je voortstuwt naar het einde. Zo iets moet het worden.
Ik zit weer aan mijn tafel. Wachtend op wat er komen gaat. Dat is niet veel. De woorden lijken opgesloten in mijn hoofd. Maar ik ben zelf de bewaker die de gevangenis op slot houdt. Morgen gaat het vast lukken. Plezier in het schrijven hoort voorop te staan, ja ja. Soms is alleen al het vrijlaten van je gedachten een heel karwei.
Photo by Richard Dykes on Unsplash