
Ik was niet altijd wie ik nu ben. Vroeger leefde ik met de seizoenen. Ik veranderde steeds van vorm. De wind en de regen waren mijn vrienden. Ik had het prima naar mijn zin. Maar anderen besloten dat het voor mij tijd was voor een nieuw leven. Een compleet ander bestaan. Op een dag kwamen er stoere mannen met grote zagen die een angstaanjagend geluid maakten. Ik viel.
Toen ik weer bij kwam was ik kleiner en lichter. Je kon me zo in je hand houden. Mijn rug was recht geworden en mijn buitenkant hard. Eerst was ik nog een onbeschreven blad. Maar dat veranderde al snel. Ik werd gevuld met letters en kennis. Langzaamaan voelde ik me er goed bij. Er lag vast nog een belangrijke taak op mij te wachten.
Even later belandde ik in een doos, daar ontmoette ik een flink aantal soortgenoten. Er bleken nog veel meer exemplaren zoals ikzelf te zijn. Nou niet helemaal. Sommige hadden een deukje of waren een beetje gescheurd. Dat vond ik erg voor ze, toen wist ik nog niet dat dit het voorland voor velen van ons zou zijn. Strak opgestapeld lagen we naast en op elkaar. De doos ging dicht. Ik wachtte af. De doos kwam in beweging, hij schudde , werd gesleept en weer opgepakt. Dit ging zo een hele tijd door. Na een harde dreun ging hij plotseling open. Door het gat werden twee handen met gelakte roze nagels naar binnengeschoven. Ze pakten me stevig vast en zette mij naast allemaal soortgenoten op een houten plank. Maar deze exemplaren leken niet op mij. Iedereen had een andere kleur, sommigen hadden zelfs een foto op zich. Nu zag ik dat ze allemaal ook letters aan de buitenkant hadden. Zou dat bij mij ook zo zijn?
Nou dit was het dan, dacht ik. Ik stond daar goed zo. Lekker warm en behaaglijk, dat was weer eens iets anders dan buiten in de kou. Overdag zag ik de mensen binnenkomen. Het belletje op de deur kondigde hun komst en vertrek altijd vrolijk aan. Ze kwamen zoeken naar iets speciaals, of keken gewoon wat rond. Als ze weg waren was het stil, tot het weer opnieuw begon. Ik wende aan het ritme. Ik probeerde overdag zoveel mogelijk in me op te nemen wat er om me heen gebeurde. Ik keek naar wat de mensen deden en luisterde naar hun gesprekken. Ik stak er heel wat van op. Ik werd steeds voller en nam steeds meer ruimte in op de plank. Het was maar goed dat er soms er één van ons verdween, waardoor ik weer wat meer plek kreeg.
Op een dag was het mijn beurt. Ik verdween in een grote tas tussen pakken zakdoeken, een aantal blikjes en een opgevouwen paraplu. In de tas was het een schudden van jewelste. Maar nu lag ik niet vast, ik tuimelde alle kanten op. Ik kreeg een naar gevoel over hoe dit verder zou gaan. Eindelijk stopte het. Achteloos werd ik uit de tas gevist. Ik zag meteen dat er veel planken in de kamer waren, maar daar kwam ik niet terecht. Ik belandde op tafel, of op de bank, of in bed. Het was gedaan met mijn rustige, overzichtelijk leventje. Ik werd behandeld zonder veel respect. Ik had het niet voor mogelijk gehouden, maar er werd in mij geschreven. Met pen nog wel. Nooit meer zou ik nog echt mezelf zijn. Ik viel regelmatig op de grond en werd dan aan een hoek weer omhoog getrokken. Ik viel open op de raarste manieren. Mijn rug voelde gebroken. Wat nog het meest pijnlijk was, was dat er vouwen gemaakt werden in mijn eens zo onberispelijke bladen. Mijn uiterlijk holde achteruit. Ik scheurde, vergeelde, ik was een schaduw van wat ik eens was. Ik voelde mijn einde naderen.
Hier lig ik nu, tussen de snippers papier, de afgedankte kranten en god betere het, tussen de vulgaire folders die je voortdurend toeschreeuwen. Morgen worden we aan de straat gezet. Dat was het dan. Ik was zo graag een boom gebleven.
Photo by Markus Clemens on Unspla